De Kraanvogel (Grus grus) is een vogel uit de familie van de kraanvogels (Gruidae) en de orde van de kraanvogelachtigen. Deze soort wordt ook wel aangeduid met de naam Europese – of Euraziatische kraanvogel. Het is een vogel die broedt in hoogveenmoerassen en in het oosten van de Lage Landen als doortrekker wordt waargenomen.
Veldkenmerken:
De Europese kraanvogel, dat is de ondersoort G. g. grus is groter dan de ooievaar. Een ooievaar is gemiddeld 107 cm, de kraanvogel is 95 tot 120 cm lang. De kraanvogel heeft een spanwijdte van 2 tot 2,3 meter waardoor de vlucht majestueus van aanblik is. Het verenkleed is overwegend licht blauwgrijs met op de rug roestkleurige vlekken. De achterkant van de kop is wit terwijl de keel zwart is. Ook boven op de kop bevindt zich een zwart gedeelte met een donkerrode kruin.
Voedsel:
Kraanvogels zijn alleseters. Wanneer ze in hun broedgebied of in hun winterverblijf zijn, eten ze voornamelijk dierlijk voedsel zoals grote insecten, wormen en amfibieën. Wanneer ze op doortrek landen in akkerbouwgebieden eten ze achtergebleven maïskorrels, granen en aardappelen die op de velden zijn blijven liggen of eikels (vooral in Spanje waar combinaties van akkerbouw met schaduwgevend eikenbomen gangbaar is).
Verspreiding en leefgebied:
De kraanvogel broedt in een groot gebied dat reikt van West-Europa tot diep in Midden- en Oost-Azië. Ten oosten van de Oeral en in Turkije en de Kaukasus komen twee ondersoorten voor (G. g.lilfordi en G. g. archibaldi). De Europese kraanvogel (G. g. grus) broedt in het noorden en oosten van Europa. In de 20ste eeuw gold de kraanvogel als uitgestorven broedvogel in Nederland. Twee- tot driehonderd jaar daarvoor waren er nog leefgebieden in afgelegen hoogveengebieden in Nederland.