De breedbekstrandloper (Calidris falcinellus synoniemLimicola falcinellus) behoort tot de familie der strandlopers (Scolopacidae).
Kenmerken: De breedbekstrandloper is 17 à 18 centimeter lang en is kleiner dan de bonte strandloper (Calidris alpina), maar groter dan de kleine strandloper (Calidris minuta). De soort heeft opvallend korte poten en een lange snavel met een zwarte basis en een geknikte punt. De bovenzijde is donker met lichte, snipachtige strepen. De onderzijde is wit. In de winter is hij meer grijs van kleur.
Geluid: De breedbekstrandloper produceert een rollende tsrrriek en in de vlucht een korte tik.
Leefwijze: Het voedsel van de breedbekstrandloper bestaat uit insecten, slakken, wormen en zaden.
Verspreiding en leefgebied: De breedbekstrandloper komt voor op begroeide slikken, op vloeivelden en in moerassen en in mindere mate langs de zeekust. Het broedgebied bevindt zich in Noord-Europa en in Siberië in natte venen en in moerassen. Het overwinteringsgebied van de Europese populatie bevindt zich in het Middellandse Zeegebied, terwijl de Siberische populatie in Zuidoost-Azië de winter doorbrengt. In Nederland is het een onregelmatige gast, in België een dwaalgast.

De soort telt 2 ondersoorten:

  • C. f. falcinellus: van noordelijk Europa tot noordwestelijk Siberië.
  • C. f. sibirica: noordoostelijk Siberië.Status: De breedbekstrandloper heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) klein. De grootte van de populatie wordt geschat op 71.000 tot 160.000 individuen. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat deze strandloper als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN