De Roodborst of het roodborstje (Erithacus rubecula) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers). Hij waagt zich dicht bij huizen, vooral ’s winters. Verder is het een zeer talrijke broedvogel van grote tuinen, parken en bossen.
Kenmerken:
Het is een vrij gedrongen vogeltje en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een opvallende bruinrode tot oranje keel. De staart is roodbruin (niet rood zoals bij de gekraagde roodstaart), de rug bruin en de buik lichtgekleurd. De zang is het hele jaar te horen. Hij begint ’s ochtends te zingen als het nog donker is. Bij gevaar stoot hij de kreet ‘tsik’ uit. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst. Jonge vogels hebben een gespikkelde kop en borst. Het vogeltje is 14 cm lang. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetjes als vrouwtjes heel agressief. Zowel in de zomer als in de winter verdedigen zij hun territorium fel.
Voedsel:
Het roodborstje eet voornamelijk op de grond levende insecten (vooral kevers) en slakken, wormen en spinnen. Van de herfst tot vroeg in de lente vormen wormen, fruit en bessen een belangrijk deel van zijn dieet.
Voortplanting:
Een legsel bestaat meestal uit vijf tot zes roze eieren met grijze ondervlekken en roestbruine vlekjes.
Verspreiding en leefgebied:
De roodborst komt voor in grote delen van Europa tot bij de Poolcirkel en in West-Azië. ’s Zomers broedt de roodborst in gaten en spleten in muren, aan slootkanten, in heggen, in klimop, in bossen, in parken en in tuinen.