Zeehonden of robben (Phocidae) vormen een familie van zeezoogdieren. Ze behoren tot de roofdieren (Carnivora). Zeehonden in Nederland komen het meest voor in de Waddenzee, verder onder andere in de Ooster- en Westerschelde. In België worden ze, door het strakke verloop van de kust, zelden gezien. Jonge zeehonden die hun moeder zijn kwijtgeraakt noemt men ook wel huilers. Zeehonden zijn doorgaans wit van kleur als ze geboren worden.
Kenmerken: Zeehonden hebben korte stugge haren en nauwelijks ondervacht. Ze houden met een dikke speklaag de lichaamswarmte vast. Ze hebben goed ontwikkelde tastharen, niet alleen in de snor, maar ook in de wenkbrauwen. De meeste soorten hebben een gevlekte vacht. Bij enkele soorten bestaat er seksueel dimorfisme, waarbij de mannetjes veel groter zijn dan de vrouwtjes, een ander vlekkenpatroon hebben, en zelfs een slurf (zoals bij de zeeolifanten). Mannetjes hebben ook een penisbot of baculum. De achtervinnen zijn groter dan de voorvinnen, met deze achtervinnen zwemmen ze. Zeehonden hebben geen oorschelp.
Bedreiging en bescherming: Sommige soorten worden bedreigd, in het verleden door de jacht en tegenwoordig door vervuiling van de zee. Zieke en verlaten zeehonden worden in Nederland opgenomen in de opvangcentra Zeehondencrèche Pieterburen te Pieterburen en Ecomare op Texel. Zeehonden komen ook in de buurt van beide polen voor. Ze zijn belangrijke prooidieren voor ijsberen en orka’s.