De kramsvogel (Turdus pilaris) is een zangvogel uit de familie lijsters (Turdidae).
Kenmerken:
De kramsvogel meet van kop tot staart ongeveer 25 centimeter. Hij heeft een blauwgrijze kop en stuit, een gele snavel, bruine poten en een zwartgevlekte kruin. De onderzijde is geelbruin met zwarte vlekjes. De vleugels zijn zwartbruin.
Leefwijze:
De kramsvogel nestelt in bomen, in parken en loofbossen of op gebouwen. Hij leeft vaak in kolonies, samen met andere lijstersoorten. Zijn voedsel bestaat uit allerlei insecten, larven en wormen, maar ook bessen en vruchten staan op het menu.
Voortplanting:
Het legsel bestaat meestal uit vijf tot zes blauwachtig grijze tot groene eieren, met geelbruine of roestkleurige vlekken, die 14 dagen worden bebroed. Beide ouders verzorgen de jongen.
Verspreiding:
De kramsvogel broedt in Scandinavië, op de uiterste zuidpunt van Groenland, in Midden- en Oost-Europese landen zoals Duitsland, Polen en Rusland, en in Zuidoost-Frankrijk, Noord-Italië, Slovenië en Kroatië. In 1967 broedde het eerste paar in België, en rond 1983 bevonden zich al ruim 10.000 broedparen in Wallonië en zo’n 500 in Limburg.
Zijn leefgebied is aan bosranden, nabij open vlakten of weiden. Ook in bergachtige streken is de vogel aanwezig, zelfs tot boven de boomgrens.
Status in Nederland en Vlaanderen:
De kramsvogel is een schaarse broedvogel, maar trekt door en verblijft ’s winters in Nederland en België in zeer grote aantallen. Ze komen dan vooral in open terreinen voor, vaak samen met andere vogels zoals koperwieken, spreeuwen en kieviten.
Tot 1975 ontbrak de kramsvogel als broedvogel in Nederland. Tussen 1976 en ca. 1993 kwamen er steeds meer vogels broeden. Even snel als deze aantallen broedvogels opkwamen, daalden ze weer.
De kramsvogel is in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat als bedreigd op de Vlaamse rode lijst. Volgens SOVON waren er in 2002 nog 150-200 paar, maar is er sindsdien geen duidelijke trend vast te stellen.