De Grote Kruisbek (Loxia pytyopsittacus) heeft een ‘dikkere’ nek dan de gewone kruisbek, en de ondersnavel komt niet boven de bovensnavel uit als je hem van opzij ziet.
Kenmerken:
De snavel is even dik als dat ie lang is en is erg gekromd. In de ondersnavel zit een S-vormige onderrand, waardoor dit papagaai-achtig eruit ziet. De Engelse noemen deze zoort dan ook wel “Parrot Crossbill”. De kleuren komen overeen met de kleuren van de gewone Kruisbek; het mannetje is dieprood en het vrouwtje mosgroen.
Leefgebied:
Vooral naaldbossen, liefst dennen.
Voedsel:
Voornamelijk zaden van mwt name dennen, door de kop zijdelings langs de kegel te houden, worden de zaden eruit gepeuterd. Deze oliehoudende zaden bevatten weinig water, dus moeten Kruisbekken regelmatig drinken. Omdat de vruchtoogst van jaar tot jaar verschilt, variëren de aantallen ook enorm.
Broeden:
Grote Kruisbekken broeden al in februari, omdat er dan veel dennenzaden voorhanden zijn. Het nest is een stevig komvormig bouwsel, met een ondiepe binnenkom van haren en veren. Het vrouwtje broedt de twee tot drie eieren in drie weken uit, de sterk gestreepte kuikens verlaten pas na ruim drie weken het nest, ze ontwikkelen zich ongewoon langzaam. Vergeleken met vogels van hun grootte, broeden ze langer en worden de jongen ook veel langer gevoerd. Ze zijn pas na een maand voeren zelfstandig. De eerste drie weken van hun leven is de snavel nog recht.
Aantallen in Nederland:
Zeldzame wintergast (invasievogel). Zeer zeldzame broedvogel (Bron vogelwacht Uden)