De Wulp (Numenius arquata) is een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen (Scolopacidae).
Kenmerken:
Het is een grote steltloper (50 tot 60 cm lang[2], 450 tot 1500 gram zwaar) met een 9 tot 15 cm lange, kromme naar beneden gebogen snavel. Het is de grootste steltloper van West-Europa. Het verenkleed is licht van kleur met donkerbruine verticale strepen over het gehele lichaam. In tegenstelling tot de regenwulp (lijkt veel op de wulp) heeft de wulp een vrij egale kop; een donkere oogstreep ontbreekt. In de vlucht is de witte stuit en onderrug goed zichtbaar.Hij is onmiskenbaar, verwarring is alleen mogelijk met de regenwulp die 10 cm kleiner is met een snavel van 6 tot 9 cm. De wulp heeft weinig tekening op de kop, alleen een vage lichte oogstreep. De regenwulp heeft een donkere oogstreep en een kruinstreep. Het geluid van de wulp is zeer kenmerkend en wie het eenmaal kent zal het niet snel vergeten. Het is een mysterieus aanzwellend geluid, dat vooral in de ochtend- en avondstilte bijzonder ver kan dragen.
Leefwijze:
Zijn voedsel bestaat uit regenwormen, kreeftachtigen, schelpdieren en andere ongewervelde bodembewoners. Hebben ze een krab gevangen, dan schudden ze net zo lang met de poten, totdat deze afbreken, waarna de romp in zijn geheel wordt doorgeslikt. Door de gevoelige punt van de lange snavel kan de wulp tot dieper in de bodem foerageren dan de andere steltlopers.
Voortplanting:
Het vrouwtje legt per seizoen één legsel van 4 eieren, dat door beide ouders wordt bebroed. Tijdens de broedperiode zijn ze erg territoriaal ingesteld en onderling agressief, maar na de broedtijd vormen ze groepen.
Verspreiding en leefgebied:
Deze trekvogel is een typische en wijd verspreide palearctische vogelsoort die voorkomt in het boreale en gematigde klimaatgebied. Finland en het Verenigd Koninkrijk herbergen de grootste aantallen, maar ook Nederland is een belangrijk land voor de wulp; ondanks de geringe grootte van het land staat het toch op de vierde plaats op de ranglijst der belangrijkste wulpenlanden.