De kleine strandloper (Calidris minuta) is een vrij kleine trekvogel uit de familie der strandlopers en snippen (Scolopacidae).
Woongebied en trek:
Het is een zeer kleine steltloper die zich voortplant op de toendra in het hoge noorden van Europa en Azië. Als trekvogel legt hij een lange afstand af om te overwinteren in het zuiden van Afrika en Azië. Soms worden er ook exemplaren aangetroffen in Noord-Amerika. In de winter vlak voor de trek begint vormt hij grote groepen die ook uit andere soorten strandlopers bestaan en de verzamelplaatsen zijn modderbanken aan de kust of de randen van binnenmeren. Tijdens de trek wordt de kleine strandloper ook langs de Noordzeekust aangetroffen. In Nederland en België worden de meeste vogels in de maand september gezien.
Aantallen en voeding:
De aantallen van deze vogels zijn direct gelinkt aan de bevolking van de Lemming. Als er weinig lemmingen zijn in bepaalde jaren in het broedgebied dan zijn de vogels die hen als prooi hebben als de Grote jager en de sneeuwuil namelijk gedwongen om uit te wijken naar de strandlopers. Zelf vangt de strandloper kleine ongewervelde diertjes die hij in de modder zoekt.
Uiterlijk:
Het is een kleine vogel met een smalle donkere snavel, donkere poten en een snelle motoriek. Hierdoor is het een herkenbare soort om te onderscheiden in een groep standvogels. Het hoofdkenmerk wat ze onderscheidt van andere soorten strandlopers is de combinatie van een zeer smalle snavelpunt, tenen zonder zwemvliezen en een hoog bewegingsritme. De roep is een scherp kort geluid dat klinkt als “stt”. Een volwassen exemplaar heeft een oranje zweem op de borstkas, een witte keel en een duidelijke witte V op zijn rug. In de winter is de pluimage minder duidelijk en vager en lijken jonge dieren en volwassenen meer op elkaar. Een jong exemplaar heeft blekere en vagere aftekeningen en een roze-achtige borst.