De Kemphaan (Philomachus pugnax) is een vogel uit de familie van snipachtigen (Scolopacidae). Hun voedsel bestaat uit insecten en larven. Het is in Nederland een ernstig bedreigde broedvogel die vroeger veel voorkwam in natte weilanden van laag-Nederland.
Beschrijving:
De kemphaan is een steltloper met een lange nek. Mannetjes en vrouwtjes verschillen heel sterk (seksuele dimorfie). Het mannetje is ongeveer 30 cm lang, het vrouwtje 24 cm, dus een stuk kleiner. Het mannetje heeft in het broedkleed een kleurrijke kraag en kuif. De kleuren van deze kraag en kuif verschillen onderling enorm: egaal van kleur of gebandeerd met kleuren tussen zwart, roodbruin, oranje of wit.
Gedrag:
Mannetjes kemphanen komen bij elkaar op een speciale plek, ook wel stoeiplaats genoemd. Daar houden zij een soort schijngevechten tegen elkaar en de vrouwtjes komen daar kijken en paren met een mannetje naar keuze. Uit onderzoek blijkt dat dit een uitgebreid ritueel is waaraan mannetjes op drie verschillende manieren aan kunnen meedoen. Er zijn territoriale mannetjes die een bepaald stukje van hoogstens 1 meter breedte van de stoeiplaats verdedigen tegen andere mannetjes satellietmannetjes die binnen het stukje van het territoriale mannetje worden geduld en daar soms ook paren met vrouwtjes die het stukje bezoeken en mannetjes die het verenkleed van een vrouwtje maar de geslachtsorganen van een mannetje hebben. Deze “derde” sekse is in 2008 beschreven door onder anderen de Nederlandse ornitholoog Joop Jukema, maar komt heel weinig voor. Meest voorkomend zijn de territoriale mannetje met 84%. Zij hebben kragen en pluimen met de zeer uitgesproken kleuren. De satellietmannetjes (16%) hebben meestal witte of een beetje gespikkelde kragen en de kemphanen van de zeldzame derde sekse hebben dus helemaal geen kraag. De verschillen tussen deze typen mannetjes liggen erfelijk vast. Het betreft echter geen aan het sekse-gen gebonden verschil.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen:
De kemphaan kan in Nederland en België het hele jaar worden gezien. De vogel trok voor 2002 in het voorjaar in grote aantallen door, vooral in april. De najaarstrek is minder opvallend en vindt plaats tussen juli en september. Een klein aantal overwintert. De meeste vogels die in Nederland werden geringd, zijn terug gevonden in Spanje, Portugal en Noord- en West-Afrika.
Als broedvogel is de vogel bijna uitgestorven in Nederland. In 1950 broedden er in Nederland nog 6000 paar, in 1980 800-1100 en rond 2002 nog maar 120 en daarna ging het verder bergafwaarts. In 2012 waren er vier meldingen van vogels die mogelijk hadden gebroed. Sinds 2002 neemt ook het aantal doortrekkers sterk af. In Vlaanderen is de kemphaan sinds 1977 als broedvogel verdwenen.