De kanoet of kanoetstrandloper (Calidris canutus) is de tweede in grootte van het geslacht Calidris. Het is een forse, vrij gedrongen vogel met korte hals en poten en een middellange snavel.
Beschrijving:
De kanoetstrandloper is 23 tot 26 cm lang. De kanoet heeft in zomerkleed een dieporanje gekleurde kop, borst en buik. Het winterkleed is veel minder spectaculair. De vogel is dan grijs van boven, hoewel iedere veer is afgezet door een smal wit randje. Van onder is hij wit, de snavel is donker en de poten grijsgroen. Een goed kenmerk is een wat gestreepte flank.
Verspreiding en leefgebied:
De kanoet broedt in het hoge noorden rond de gehele Noordelijke IJszee. Daar kan men hem aantreffen in zijn zomerkleed met dieporanje onderdelen. De broedparen houden onderling veel afstand, gemiddeld broedt er minder dan een paar per vierkante kilometer.
’s Winters is de vogel langs de kusten van West-Europa, Noord-Amerika en Zuid-Amerika tot op de zuidpunt, West- en Zuid-Afrika, Australië Nieuw-Zeeland. De vogel is op stranden en in waddengebieden en riviermondingen met slikgebieden te vinden waar in de modder naar voedsel zoekt.
Status:
De kanoet heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven gering. De grootte van de populatie werd in 2006 geschat 1,1 miljoen exemplaren; dit aantal gaat achteruit door inpolderingen, verstedelijking, intensieve schelpdiervisserij, olierampen en toenemende recreatie in kustgebieden. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat deze strandloper als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.
Noodzaak tot migratie:
De kanoet migreert elk seizoen over grote afstanden, vermoedelijk door de behoefte aan een steriele omgeving. Moeten zich vervolgens hun hele leven verre houden van infectiegevaar. ’s Zomers de hygiëne van het koude noorden, ’s winters de hygiëne van zout water, zeewater.