De geelgors (Emberiza citrinella) is een zangvogel, uit de familie der gorzen (Emberizidae)
Kenmerken:
Het is een stand- en zwerfvogel die iets groter is dan de mus. Het verenkleed aan de onderzijde is goudgeel, terwijl de borst en de flanken roodbruin gestreept zijn. Het dier heeft een goudgele kop en een roodbruine stuit. Een geelgors kan ca. 16,5 centimeter groot worden.
Voedsel:
De geelgors leeft hoofdzakelijk van zaden maar in de broedtijd ook van wormen en insecten.
Zang:
De zang van de geelgors is zeer kenmerkend voor mooie zomerse dagen en klinkt ongeveer als ti ti ti ti tèh (de tèh blijft soms achterwege). De zang vertoont volgens sommigen een sterke gelijkenis met de eerste tonen van de vijfde symfonie van Beethoven.
Voortplanting:
Het nest van de geelgors zit op de grond tussen hoge planten en struiken en is gemaakt van halmen, worteltjes en stukjes gras. Een legsel bestaat meestal uit 4 tot 5 witachtige eieren met bruine vlekken en streepjes. De broedtijd bedraagt ongeveer 12 tot 14 dagen. De eieren en jongen worden door beide ouders verzorgd.
Verspreiding en leefgebied:
De geelgors komt voor in een groot deel van Midden-Azië en Europa. Bovendien is deze gors geïntroduceerd in Australië en Nieuw-Zeeland. De geelgors komt voor in heide begroeid met ver uit elkaar staande bomen, in bosranden, wegbermen en in heggen en houtwallen.