De Boomvalk (Falco subbuteo) is een kleine valk die voornamelijk jaagt op kleine zangvogels en grote insecten. Het is in Europa een broedvogel die ’s winters naar Afrika trekt.
Kenmerken:
De vogel is 29 tot 35 cm lang en heeft een spanwijdte van 70 tot 84 cm. Volwassen vogels zijn van boven leikleurig met een witte keel. Van dichtbij kunnen de kastanjebruine broek en onderstaart worden waargenomen. Mannetje en vrouwtje zien er gelijk uit, juvenielen zijn over het algemeen veel bruiner van kleur. Het is een elegante roofvogel, die er met zijn lange, puntige vleugels uit ziet als een grote gierzwaluw.
Boomvalken nestelen in de verlaten en vaak in dat zelfde jaar gemaakte nesten van kraaien en andere vogels en leggen twee tot vier eieren.
Voedsel:
De boomvalk jaagt op grote insecten zoals libellen die overgebracht worden van klauwen naar bek en in de vlucht worden opgegeten. Ook kleine vogels worden in de vlucht gevangen. Zijn snelheid en vliegkunsten stellen hem in staat om zelfs zwaluwen te grijpen. Huiszwaluw en boerenzwaluw hebben dan ook een specifieke boomvalk-alarmroep.
Verspreiding en leefgebied:
De boomvalk (F. s. subbuteo) die in Europa voorkomt is een trekvogel die grote afstanden aflegt en overwintert in Afrika. Het is een broedvogel van open bossen en parken. De noordgrens van het verspreidingsgebied in Europa ligt in Groot-Brittannië (waar de boomvalk geleidelijk steeds noordelijker voorkomt), Denemarken en Zuid-Zweden en Zuid-Noorwegen.
Buiten Europa komt de vogel ook voor in berggebieden tot op 4000 m boven de zeespiegel (in India), en soms in buitenwijken van steden. In de winter verblijft de vogel voornamelijk in droge, half open bosgebieden zoals savannes.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen[bewerken]
In het verleden kwam de boomvalk in Nederland vooral voor in de bossen op de zandgronden. Deze valk gaat daar sinds de jaren 1980 in aantal achteruit. In het half open (agrarisch) landschap wordt de soort echter steeds meer gezien. Ook op de waddeneilanden doet de soort het relatief goed. Het totaal aantal broedparen werd rond 2000 geschat op 750 tot 1000 paar. Het netto resultaat van deze achteruitgang en vooruitgang is een halvering van het aantal broedparen sinds 1990. Het aantal broedparen in Vlaanderen wordt geschat op 500 en daarmee is het een vrij schaarse tot mogelijk vrij talrijke broedvogel.