De Boomklever (Sitta europaea)  is het enige lid van de familie boomklevers (Sittidae) in de Benelux. Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak langs een boomstam omlaag- als omhoogklimmen en daarin onderscheiden ze zich met name van spechten en boomkruipers die alleen omhoogklimmen langs boomstammen. Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet.
Kenmerken:
De boomklever is een korte, dikke en actieve vogel met een krachtige puntige snavel. Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel. De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid. In de winter is hij een geregelde bezoeker van tuinen waarin pinda’s worden aangeboden.
Veldkenmerken:
De lengte is ongeveer 10 tot 20 cm. De bovenzijde en bovenkop zijn blauwgrijs. De onderzijde is isabelkleurig met roodbruine flanken. Bij het volwassen mannetje is de achterflank scherp begrensd oranjebruin en hierdoor is het al bij onvolwassen exemplaren mogelijk om het geslacht te bepalen. Verder heeft hij een brede zwarte oog-streep met lichte wangen en keel. Bij het volwassen vrouwtje is de achterflank minder scherp begrensd oranjebruin. Verder is het identiek aan het mannetje.
De boomklever klimt en daalt schoksgewijs langs de boomstam, zonder op zijn staart te steunen. De Scandinavische ondersoort heeft aan de onderzijde lichtere en zelfs geheel witte onderdelen. De vlucht van deze gedrongen dikke vogel is golvend en snel terwijl de korte staart in het midden zwart is. Buiten de broedtijd bevindt de boomklever zich wel in gezelschap van mezen.
Biotoop:
Licht loof- en gemengd bos met ondergroei, vooral met oude en hoge bomen. Ook in parken en lanen en in de winter ook op de voedertafel.
Voedsel:
Op het menu staan veel insecten, zaden, noten, vruchten, graan en bessen. Harde noten zet hij tussen het boomschors vast en hamert ze dan van bovenaf stuk. Grotere insecten worden met de snavel in stukjes geknipt. De boomklever legt ook voorraden aan.