De snor (Locustella luscinioides) is een zangvogel uit de familie van Locustellidae. Het is een typische moerasvogel die leeft in rietvelden en vaak eerder gehoord dan gezien wordt.

Kenmerken: De vogel is 13,5 tot 15 cm lang. Uiterlijk lijkt de vogel sterk op de kleine karekiet. Beide soorten zijn overwegend bruingrijs van boven, licht van onder en met een smalle lichte oogstreep. De snor is iets meer groenig op de rug en heeft licht roodbruine, gerande onderstaartdekveren. De vogel laat een “snorrende” zang horen die lijkt op die van de sprinkhaanzanger, die ook in rietvelden leeft, maar dan vaak in combinatie met struikgewas.
Leefwijze: Het voedsel bestaat uit insecten, larven en spinnen.
Voortplanting: Het legsel bestaat uit vier tot zes witte eieren met paarsgrijze ondervlekken en bruine vlekken.
Verspreiding en leefgebied: Het leefgebied bestaat uit uitgestrekte rietvelden met voornamelijk hoog riet (Phragmites australis) en niet te veel afwisseling met andere oevervegetatie.
Status: De snor heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de wereldpopulatie werd in 2004 geschat op 2,1 tot 4,8 miljoen individuen. De snor gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat deze soort als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
Status in Nederland en Vlaanderen: De snor nam in Nederland toe toen de Flevopolders droog vielen en daarin enorme rietvelden ontstonden. Elders in Nederland bleek dat de vogel juist in aantal afnam. Tussen 1965 en 1991 zou de soort in het westen van Nederland met 60 tot 80% zijn achteruitgegaan. Daarom is de snor op de Nederlandse rode lijst gezet als kwetsbare soort. Echter, volgens SOVON steeg het aantal broedparen in de periode 1990 tot 2007 en broeden er nog ongeveer 1900 paar in Nederland. De soort staat op de Vlaamse rode lijst als ernstig bedreigd. Het aantal broedparen bereikte daar in 2002 een dieptepunt van nog slechts 10 paar