De kleine mantelmeeuw (Larus fuscus) is een vogel uit de familie meeuwen (Laridae)

Kenmerken:
Deze 53 cm lange vogel heeft een leigrijze mantel, in tegenstelling tot de zilvermeeuw die lichtgrijs is. Verder heeft hij een gele snavel en gele poten, in tegenstelling tot grote mantelmeeuw die roze poten heeft.
Leefwijze:
De kleine mantelmeeuw leeft vooral van (zee-)vis, en zwemkrabben, maar ook op het land wordt veel gefoerageerd (zoogdieren, insecten, in minder mate ook afval).

Voortplanting:
De kleine mantelmeeuw broedt in kolonies langs de kust en in veel landen in toenemende mate op daken in steden. Zijn nest is een nestkuil op de grond, meestal gemaakt van losgetrokken gras, waarin twee of drie eieren worden gelegd.

Verspreiding en leefgebied:
De ondersoort Larus fuscus graellsii, wel bekend als de Engelse kleine mantelmeeuw, komt in Nederland, België, Groot-Brittannië en IJsland voor, de Baltische mantelmeeuw Larus fuscus fuscus voornamelijk in het Baltische gebied. Een derde ondersoort, Larus fuscus intermedius, komt in Noorwegen, Denemarken en West-Zweden voor.

De soort telt 5 ondersoorten:

L. f. graellsiiGroenlandIJslandFaeröer-eilanden en westelijk Europa.
L. f. intermedius
NederlandDuitslandDenemarken, zuidwestelijk Zweden en westelijk Noorwegen.

L. f. fuscus: van noordelijk Noorwegen, Zweden en Finland tot de Witte Zee.
L. f. heuglini: van noordelijk Rusland tot het noordelijke deel van Centraal-Siberië.
L. f. barabensis: centraal Azië
Voorkomen in Nederland:
De kleine mantelmeeuw komt in Nederland vooral voor in het Waddengebied en in de Zeeuwse Delta. Ooit was het een zomergast maar de vogel wordt tegenwoordig ook ’s winters in kleine aantallen waargenomen.