De (of, in jachttermen, het) Haas (Lepus europaeus), ook wel Europese haas genoemd om onderscheid te maken met andere hazensoorten, is een zoogdier, dat net als onder andere het konijn tot de orde der haasachtigen (Lagomorpha) behoort.
Uiterlijke kenmerken: De haas komt algemeen voor op de open gras- en landbouwgebieden van Europa en aangrenzende delen van Azië. De haas is een grote haasachtige met een langwerpig lichaam, zeer lange oren en lange poten. De achterpoten zijn langer en krachtiger dan de voorpoten. Iedere poot heeft vijf tenen en behaarde zoolkussens.
De Europese haas heeft een grijzig geel- tot roestbruine vacht, die dient als camouflage. De onderzijde is grijzig wit van kleur. Er zijn echter vele kleurvarianten bekend, waaronder zandkleurig, albino of geheel zwart. Jonge dieren hebben vaak een witte vlek op de kop. De bovenzijde van het korte staartje (“pluim”) is zwart van kleur, de onderzijde wit. De lange oren (“lepels”) zijn grijs met een zwarte punt.
Oppervlakkig lijkt een haas veel op het konijn, maar hij is groter, met in verhouding grotere oren met zwarte uiteinden en langere ledematen. Ook beweegt een haas zich meer met sprongen voort. Van de sneeuwhaas onderscheidt hij zich door de meer gele vacht, de meer donkere bovenzijde van de staart en de langere oren.
Zintuigen: De grote oren zorgen voor een uitstekend gehoor. Ze kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen en kunnen zo van iedere richting geluid opvangen. Een haas kan zijn oren 190° naar buiten draaien. Naast het scherpe gehoor heeft de haas ook een sterk ontwikkelde reukzin om vijanden te kunnen waarnemen en de geur van bronstige vrouwtjes op te pikken.
Afmetingen: De haas heeft een kop-romplengte van 48 tot 73 centimeter, een schouderhoogte van 30 centimeter en een lichaamsgewicht van 2500 tot 7000 gram. Het mannetje (“rammelaar” of “ram”) is ongeveer vijf procent zwaarder dan het vrouwtje (“moer” of “moerhaas”).