De krooneend (Netta rufina) is een vogel uit de familie van Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden). Een volwassen exemplaar is ongeveer even groot als de wilde eend. Het is een schaarse broedvogel in Nederland en Vlaanderen, de soort wordt vooral gehouden als siervogel.

Kenmerken: De vogel is 53 tot 57 cm en heeft een spanwijdte van 85 tot 90 cm. Opvallend aan deze eend is de grote ronde kop en de brede lichte vleugelstreep met smalle zwarte achterrand. Het mannetje heeft een vosrode kop, een koraalrode snavel en een zwarte borst en buik. De rug is lichtbruin en de flanken vuilwit van kleur. Het vrouwtje is effen grijsbruin, van boven donkerder bruin, op de flanken wat lichter. De kruin tot het oog is donkerbruin en daaronder 
is de kop weer veel lichter grijsbruin. Het vrouwtje heeft een donkere snavel. Het mannetje ziet er in eclipskleed bijna hetzelfde uit, maar houdt de rode snavel.

Leefwijze: Het voedsel bestaat uit waterplanten, kleine vissen, insecten en andere kleine waterdieren.

Voortplanting: Het nest wordt gebouwd op een eilandje in de nabijheid van water. Het legsel bestaat uit zes tot twaalf grijsachtige tot lichtgroene eieren, die ongeveer 28 dagen worden bebroed.

Verspreiding en leefgebied: In West-Europa is het broedgebied sterk versnipperd. Er zijn populaties in SpanjeFrankrijk, de Lage Landen. Verder komt de krooneend voor in delen van Klein-Azië en Midden-Azië tot in NW-China en het westen van Mongolië. In Azië broedende vogels overwinteren rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, maar ook op het Indische Subcontinent en verder oostwaarts tot in Myanmar. Het leefgebied bestaat uit vrij grote plassen met rijke oevervegetatie van brede rietkragen, baaien, lagunes en zoutmoerassen. De vogel is een planteneter die in ondiep water foerageert op onder ander kranswieren.

Voorkomen in Nederland: De krooneend is een schaarse broedvogel die sinds de jaren 1990 toeneemt in aantal. In 2013 werd de populatie geschat op 420 tot 480 paren. Een broedgebied van oudsher zijn de Vinkeveense Plassen.Ook de Randmeren en enkele andere plassen zijn van belang voor de soort. Doorslaggevend hierbij is het herstel van de kranswieren vegetatie.