De (grote) barmsijs (Acanthis flammea; synoniem: Carduelis flammea) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae).
Kenmerken: Deze kleine, grijsbruine vogel heeft op de bovenzijde donkere lengtestrepen. De barmsijs is groter dan de kleine barmsijs. De vleugelstreep is duidelijk wit (bij kleine barmsijs minder contrastrijk licht bruingeel). Verder is de vogel ook contrastrijker, de buik en borst zijn lichter en hij heeft een lichte stuit met meestal kleine zwarte streepjes.
Leefwijze: Het voedsel bestaat uit zaden en insecten.
Voortplanting: Het nest is samengesteld uit takjes, halmen, korstmos en mos, met haar bekleed. Het vrouwtje legt 3 tot 6 blauwachtige eitjes met roodbruine vlekjes, die ze uitbroedt in 13 dagen, na 15 tot 18 dagen vliegen de jongen uit, en na 3 weken zijn ze zelfstandig. Barmsijzen komen alleen in de wintermaanden in Nederland en België voor.
Verspreiding en leefgebied: Deze soort komt voor in noordelijk Europa, Siberië, Alaska en Canada. Het is een trekvogel die ’s winters naar het zuiden trekt en wordt waargenomen in West- en Midden-Europa. Het voorkomen in de winter kan een invasie-achtig karakter hebben.
De soort telt twee ondersoorten:
Grote barmsijs A. f. flammea: noordelijk Europa, Siberië, Alaska en Canada.
Groenlandse barmsijs A. f. rostrata: noordoostelijk Canada, Groenland en IJsland.
Mutaties: De barmsijs wordt in gevangenschap gehouden en heeft een plaats in de avicultuur. Er bestaan diverse vachtkleurvarianten waaronder: bruin, agaat, isabel, pastel enkelfactorig en dubbelfactorig (dubbele pastelfactor), kobalt (tegenwoordig beter bekend als donkerfactor) en combinaties van mutaties en phaeo.