De witte kwikstaart (Motacilla alba) is een zangvogel uit de familie van de kwikstaarten en piepers. De soort komt in vrijwel heel Eurazië voor, waarbij een deel van de populatie standvogel is en een deel naar het zuiden trekt.
Kenmerken:
De witte kwikstaart is 16,5 tot 19 cm lang (inclusief staart). Het is een slanke vogel met smalle, zwart-witte staart die hij voortdurend op en neer beweegt. Een volwassen mannetje heeft een kenmerkende zwart-wit patroon op de kop. De streek rond het oog is wit, de kopkap en het borststuk zijn zwart. De meest voorkomende ondersoort heeft een grijze rug. Een ondersoort die op de Britse eilanden broedt heeft een zwarte rug en heet rouwkwikstaart (M. a. yarrellii). Soms wordt deze ondersoort als soort beschouwd, maar niet volgens de IOC World Bird List.
Voortplanting:
Het legsel bestaat uit vijf tot zes blauwe, grijze of geelachtige eieren met grijze vlekjes.
Verspreiding en voorkomen:
De witte kwikstaart broedt in een groot gedeelte van het noordelijk halfrond van Noord-Afrika (een Marokkaanse ondersoort) en Europa, tot diep in Noord-Azië en Alaska. Noordelijke vogels zijn trekvogels die overwinteren van Afrika tot in het Oriëntaals gebied. De vogel leeft aan het water, in de buurt van woningen en bruggetjes.
Status:
Door dat enorm grote verspreidingsgebied is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd maar er is aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Daarom staat de witte kwikstaart als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.
Voorkomen in Nederland en België:
In Nederland (en Vlaanderen) is het een talrijke tot zeer talrijke broedvogel van half open cultuurlandschappen met wat water in de buurt. Het is ook een talrijke doortrekker en wintergast in klein aantal.