De Turkse tortel (Streptopelia decaocto) is een duif die tegenwoordig vrij algemeen in Noordwest-Europa voorkomt.
Kenmerken:
Deze vogel heeft een licht beigegrijs verenkleed, met een zwart-witte nekband en een contrasterende zwarte iris. De snavel is relatief kort en de poten leverkleurig. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en buitenste staartpennen op. De staart is van onderen voor de helft wit. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 31 tot 34 cm en het gewicht 150 tot 250 gram.
Leefwijze:
Ze eten voornamelijk zaden, rupsen, torren en kleine vruchten.
Verspreiding en leefgebied:
De Turkse tortel is sinds 1900 vanuit de Balkan West-Europa binnengetrokken. Het eerste geregistreerde broedgeval in Nederland was in 1950, bij Oldebroek. In België dateert het eerste vastgestelde broedgeval van 1955, bij Knokke. Het is een vogel die redelijk veel in de buurt van mensen komt, een cultuurvolger, en komt voor bij degenen die hoenders houden. Net als bij de huismus is in Nederland sinds de jaren 80 een drastische teruggang (halvering) vastgesteld. De soort staat op de Rode lijst van de IUCN geklasseerd als ‘niet bedreigd’.
De Turkse tortel werd in Florida geïntroduceerd, van daaruit heeft deze exoot in de V.S. al 22 andere staten bevolkt.
Voortplanting:
De Turkse tortel bouwt een eenvoudig nest bestaande uit losse takjes die in elkaar gestoken een ‘platje’ vormen. In dat nest worden steeds twee eieren gelegd. Het broedsel mislukt regelmatig, maar door steeds weer opnieuw een nest te maken lukt het de meeste Turkse tortels eens per jaar jongen vliegvlug te krijgen. De Turkse tortel kan dan ook broedend worden aangetroffen in alle maanden van het jaar. Een ei is uitgebroed in 14-18 dagen en de jongen kunnen na 15-19 dagen uitvliegen. De jongen hebben in hun nek nog geen zwarte ring.
Het is nauwelijks voor te stellen hoe snel de uitbreiding van deze hoogproductieve broeder zich heeft voltrokken. Dat komt doordat turkse tortels tot wel 5 broedsels per jaar groot kunnen brengen. De jongen uit het eerste legsel doen een paar maanden later zelf al weer mee aan het voortplanting. Er zijn weinig of geen vogels die zich zo snel kunnen vermenigvuldigen.
Communicatie:
Hun gezang bestaat uit het ritmisch herhalen van zangwoord “pwopeetje”. De intonatie waarmee het gezang gebracht wordt kan verklaren hoe deze vogel zich voelt ten opzichte van andere Turkse tortels in de buurt. Het is hun manier van verbale communicatie.