De spotvogel (Hippolais icterina) is een zangvogel uit de familie Acrocephalidae. Het is een lange-afstandstrekker die voornamelijk broedt in Centraal-, Noord- en Oost-Europa en overwintert in Zuidelijk Afrika. De spotvogel komt in Nederland en België hoofdzakelijk voor vanaf mei tot aan september en is een vrij algemene soort. Ze broeden met name op de klei- en veengronden in bosschages en op boerenerven.
Identificatie:
De spotvogel bereikt een lengte tussen de 12 en 13,5 cm en een vleugellengte van 69 tot 85 mm. De soort heeft grijsgroene bovendelen en kop, een lichtgele buik, wenkbrauwstreep en oogring en een vrij duidelijk zichtbaar bleek paneel op de vleugel. De poten zijn loodgrijs van kleur. Heeft net als de gelijkende orpheusspotvogel (Hippolais polyglotta) een vrij opvallende kopvorm, met een hoekig voorhoofd en een hoge, ronde kroon. De orpheusspotvogel heeft echter kortere vleugels en eerder bruingrijze poten. Het bleke paneel op de vleugel zorgt bij de spotvogel voor een dieper contrast en is bij de orpheusspotvogel minder opvallend. Kan qua verenkleed ook met een fluiter (Phylloscopus sibilatrix) of jonge fitis (Phylloscopus trochilus) verward worden, maar deze soorten hebben een ander silhouet en missen de karakteristieke kopvorm van de spotvogel.
Voedsel:
De spotvogel staat bekend als een insectivoor. Hij zoekt zijn voedsel in het gebladerte van bomen en struikgewassen en vangt zijn prooi soms op een vliegenvangerachtige wijze. Ze eten hoofdzakelijk insecten en spinnen. Maar voordat de najaarstrek begint wordt de voedselopname gevarieerder en eten ze ook bessen.
Broeden:
Het legsel bestaat meestal uit 4-5 (soms 3-7) bruingevlekte, roze eieren. De eieren worden gedurende 13-15 dagen geïncubeerd door het vrouwtje en soms een korte periode door het mannetje. De legperiode bevindt zich tussen eind mei en begin juli. Na het uitkomen worden de jongen nog een week lang bebroed door het vrouwtje.