De Rietgors (Emberiza schoeniclus) is een lid van de gorzenfamilie, zaadetende zangvogels van moerasgebieden met riet en struiken. Het verspreidingsgebied omvat een groot deel van Europa en Azië.
Kenmerken:
Het mannetje is in het voorjaar en in de zomer duidelijk herkenbaar aan zijn pikzwarte kop, keel en bovenborst, een witte ‘sjaal’ en een vaalbruine rug met zwarte strepen. De vuilwitte onderzijde heeft een lichtgrijs gestreepte stuit. De flanken bevatten zwartrode strepen. De staart is bruinzwart met wit en de onderstaart is grijs. Het vrouwtje is bruin met een geelbruine onderzijde. Boven de ogen heeft ze een lichte oogstreep, verder zwartwitte baardstrepen en strepen op de stuit, borst en flanken.
Lengte: 15 cm
Spanwijdte: 21-26 cm
Gewicht: 15-22 g
In de winter mist de rietgors zijn zwarte kop en kan de vogel bij vluchtig kijken verward worden met de ijsgors of zelfs met een huismus.
Leefwijze:
Vanaf een boom of struik in het rietland zingt hij zijn lied. Het voedsel bestaat uit slakken, rupsen en kevers, in de winter zaden.
Voortplanting:
Het legsel bestaat uit drie tot vijf grijsblauwe tot roodbruine eieren met grijze ondervlekken en zwartbruine stippen, in een goed verborgen nest op de grond of in de struiken.