De Ringmus (Passer montanus) is een zangvogel uit de familie van mussen en sneeuwvinken (Passeridae).
Kenmerken:
De ringmus wordt ongeveer 14 cm groot, een fractie kleiner dan de huismus. Zowel mannetje als vrouwtje hebben een kastanjebruine kruin, een zwarte wangvlek en een witte halsring. De wangvlek is een goed herkenbaar verschil met de huismus. De bovenzijde is bruin met zwarte strepen en de onderzijde lichtgrijs.
Leefwijze:
Het voedsel bestaat uit zaden, graan, insecten en larven.
Voortplanting:
Het legsel bestaat uit drie tot zes fijngevlekte, witte en glanzende eieren. Het wijfje broedt meestal twee- tot viermaal per jaar.
Verspreiding en leefgebied:
De ringmus is een broedvogel die graag nestelt in holten van bomen in de buurt van boerderijen en in parken, akkers en weilanden. Het merendeel van de ringmussen is standvogel, sommige Nederlandse ringmussen gaan in de winter zwerven (naar bijvoorbeeld Frankrijk). Andere ringmussen komen juist van Noord- en Oost-Europa naar Nederland.
In Nederland:
Dat neemt niet weg dat de ringmus in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst is gezet. De soort staat ook op de Vlaamse rode lijst als achteruitgaand (zelfde status als gevoelig in Nederland). Volgens SOVON vertoonde het aantal broedparen in de periode 1990-2007 een grillig verloop en broedden er in 2007 nog ongeveer 100.000 paar in Nederland. Maar uit tellingen die buiten de broedtijd werden gedaan, bleek een geleidelijke maar significante achteruitgang.
Het aantal ringmussen neemt af door veranderingen in de landbouw, die steeds grootschaliger en intensiever wordt: graanteelt is vervangen door maïscultuur en er zijn te weinig stoppelakkers voor de ringmus. Heggen en houtwallen, dode bomen en knotwilgen zijn in het landschap veel minder algemeen geworden, dus is er minder nestgelegenheid. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is ook niet bevorderlijk voor deze graaneters.