De lepelaar (Platalea leucorodia) is een vogel uit de familie der ibissen en lepelaars.
Kenmerken:
De lepelaar heeft een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif.
Leefwijze:
De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook wel eens plantendelen.
Voortplanting:
Het nest bevindt zich in overjarig riet en is gemaakt van biezen, waterplanten en gras. Het legsel bestaat uit drie tot vijf dofwitte eieren met bruine vlekken.
Verspreiding en leefgebied:
De lepelaar komt als broedvogel voor in het Palearctisch gebied van het Verenigd Koninkrijk en Spanje in het westen tot Centraal-Azië en Japan in het Oosten en ook in Noord-Afrika. 
Status in Nederland:
In de jaren 70 waren er slechts zo’n 100 broedparen in Nederland. De laatste jaren neemt hun aantal gestaag toe en er zijn nu ruim duizend broedparen. Dit komt door de genomen beschermingsmaatregelen. De lepelaars broeden vooral op de waddeneilanden (geen vossen), in Zeeland, het Zwanenwater, langs de randmeren van het IJsselmeer zoals in het Naardermeer, de Lepelaarsplassen, de Waverhoek, de Oostvaardersplassen, de Tienhovense plas en de Poollandse lepelaarspoelen ten noordoosten van Schagen.